Reisverslag Zuid-Afrika, deel 2
Dit is het tweede deel van ons reisverslag naar Zuid-Afrika, het eerste deel kan je hier lezen.
Dag 8 : Santa Lucia
Santa Lucia is een kunstmatig aangelegd stadje dat vooral gekend is door de grote aanwezigheid van nijlpaarden. Deze op het eerste zicht goedaardige loebassen, zijn echter de grootste veroorzakers van menselijke sterfgevallen. Ze worden snel agressief, en duizend kilo hou je natuurlijk niet zomaar tegen. Santa Lucia is nogal toeristisch, maar op een aangename manier. We bezoeken het Santa Lucia park, waar weeral een hoop dieren te bezichtigen zijn (een soort groen Krugerpark in het klein), maar Cape Vidal biedt weinig meer dan de aanblik van een doodnormale kamping. Niet getreurd, het strand wenkt, en met een minimum aan menselijke aanwezigheid, lijkt het of we het ganse strand voor ons alleen hebben. Het zand bevat heel wat mineralen, en dat zorgt voor een mooi zwart kleurtje. Oppassen geblazen met de Afrikaanse zon : deze staat 's middags loodrecht boven ons hoofd en bezorgt ons een leuk kreeftenkleurtje. 's Avonds merken we in de tuin van het hotel Avalone Guesthouse een stekelvarken op.
Dag 9 : Durban
We rijden door naar Umhlanga Rocks, een badstadje aan de rand van Durban. Durban Is de derde grootste stad van Zuid-Afrika, en is de grootste havenstad van het land. Dat straalt echter uit op de rest van de industriele stad, die na de natuur van St Lucia weinig meer biedt dan de stank van riolen en uitlaatgassen. Ook een pest zijn de parkeerwachters. Het lijken een soort stadwachters die opduiken van zodra je je auto parkeert. Ze doen alsof ze je wagen bewaken tijdens je afwezigheid, maar da's nergens voor nodig, en eigenlijk zijn het vermomde bedelaars, die in blanke toeristen een ideale melkkoe zien.
Gelukkig is er nog uShaka Ocean World, een soort Afrikaans Sea World dat een imposante reeks aquariums tentoonstelt in een nagebouwd scheepswrak. Ook de zeehonden- en dolfijnenshows zijn uitstekend voedsel voor ons innerlijke kind.
We logeren in The Sylvan Grove Guesthouse, een B&B die ons een riante kamer en ditto ontbijt voorschotelt. 's Avonds eten we in de Butcher Boys, die ons heerlijk malse & supergrote biefstukken voorschotelt.
Dag 10 en 11 : Wild Coast
De Wild Coast is een groot stuk ongerepte natuur tussen Port Edwards en Port Elisabeth. Maar deze ongereptheid heeft dan ook zijn nadelen : de wegen in de Transkei streek zijn zowaar erger dan in Swaziland; bulten en diepe putten, overstekend vee, kronkelige baantjes en veel vrachtverkeer maken de rit levensgevaarlijk. Maar het ergste staat ons nog te wachten : het laatste stuk naar de Mbotyi Lodge is een 20km verharde zandweg vol putten en bulten, die eigenlijk enkel voor een 4x4 geschikt is. We doen er bijna anderhalf uur over om de lodge te bereiken, waar we enigszins verfrommeld uitstappen. Een tweede teleurstelling wacht ons : geen luxueuze lodge a la Mohlabetsi, maar een reeks muffe blokhutten. Ook de keuken is Engels, dus abominabel naar Zuid-Afrikaanse normen.
De dag erna is het weer uiterst wisselvallig : daarom besluiten we om onze horse hiking niet vast te leggen voor de namiddag (cancellation fees apply), en de ganse dag te vullen met het uitgebreide aanbod aan wandelingen. Maar hier speelt het weer spelbreker : in de voormiddag jaagt de regen ons na een uur terug naar de lodge. In de namiddag laten we ons niet doen door de regen, maar uiteindelijk geven onze regenjassen het op, en moeten we, verkleumd en nat tot op ons ondergoed, terug naar de lodge keren. Het zal drie dagen duren om de kleren terug droog te krijgen...
Dag 12 en 13: Grahamstown en Addo National Park
Een lange autorit wacht ons; 550 km lijkt niet zoveel naar Belgische normen, maar de Zuid-Afrikaanse wegen maken er een autorit van 8h van... We komen toe in Grahamstown, een universiteitsstad.
We logeren in The Cock House, een 200 jaar oud herenhuis dat er op het eerste zicht wat versleten uitziet aan de buitenkant, maar de kamer is uiterst groot, en we hebben een leuke veranda. Daarenboven heeft de Cock House een excellente keuken, waar je voor een prikje lekker kan eten. Het kan zich beroemen op enkele bekende gasten, want ook Nelson Mandela heeft hier ooit de nacht doorgebracht.
De dag erna wandelen we nog even door Grahamstown. Deze voormalige garnizoensstad doet nog steeds uiterst westers aan met zijn mooie Victoriaanse huizen, maar momenteel wonen de blanken er voornamelijk in een (getto)kluitje rond de universiteit.
Op naar Addo Elephant national park. Dit kleine natuurreservaat is vooral bekend voor zijn olifanten populatie. Het voordeel van het park is dat het een grote hoeveelheid verscheidenheid aan dieren herbergt. Je moet dus wel heel weinig geluk hebben om geen dieren te verschalken. In de kleine 4 uur die wij er in doorbrengen zien we onder andere zo'n 40tal olifanten, enkele buffels en struisvogels, en zelfs een lynx die zich in de struiken probeert te verstoppen.
Het hotel is de Oyster Bay Lodge. Het bevindt zich helaas aan het uiteinde van een 25km verschrikkelijke gravel road, waar we terug anderhalf uur over moeten doen. Balend arriveren we in het hotel, dat gelukkig een luxeresort blijkt te zijn. Helaas is de dag erna nogal wisselend bewolkt, en staat er een hevige wind. Niet meteen strandweer dus. We laten het niet aan ons hart komen, en kiezen enkele leuke wandelingen uit het ruime gamma. Op het strand blijkt Oyster Bay zijn naam niet gestolen te hebben : het ligt vol met kleurrijke oesterschelpen. Bij terugkeer in de lodge is een nieuwe gast gearriveerd : een kleine gewonde penguin zit wat verdwaast aan de rand van het zwembad. Hij zal later terug uitgezet worden, maar indien hij niet snel zal genezen, lijkt zijn lot bezegeld...
De keuken in de lodge blijkt Engels met een twist te zijn. Ook de cocktails worden door de zwarte barman soms raar bereid : mijn gin-and-tonic blijkt een mengsel van gin, spuitwater en komkommerschijfjes te zijn ! Ah, enkel een toerist die daarom maalt...
Het vervolg kan je in het laatste deel verderlezen...
Dag 8 : Santa Lucia
Santa Lucia is een kunstmatig aangelegd stadje dat vooral gekend is door de grote aanwezigheid van nijlpaarden. Deze op het eerste zicht goedaardige loebassen, zijn echter de grootste veroorzakers van menselijke sterfgevallen. Ze worden snel agressief, en duizend kilo hou je natuurlijk niet zomaar tegen. Santa Lucia is nogal toeristisch, maar op een aangename manier. We bezoeken het Santa Lucia park, waar weeral een hoop dieren te bezichtigen zijn (een soort groen Krugerpark in het klein), maar Cape Vidal biedt weinig meer dan de aanblik van een doodnormale kamping. Niet getreurd, het strand wenkt, en met een minimum aan menselijke aanwezigheid, lijkt het of we het ganse strand voor ons alleen hebben. Het zand bevat heel wat mineralen, en dat zorgt voor een mooi zwart kleurtje. Oppassen geblazen met de Afrikaanse zon : deze staat 's middags loodrecht boven ons hoofd en bezorgt ons een leuk kreeftenkleurtje. 's Avonds merken we in de tuin van het hotel Avalone Guesthouse een stekelvarken op.
Dag 9 : Durban
We rijden door naar Umhlanga Rocks, een badstadje aan de rand van Durban. Durban Is de derde grootste stad van Zuid-Afrika, en is de grootste havenstad van het land. Dat straalt echter uit op de rest van de industriele stad, die na de natuur van St Lucia weinig meer biedt dan de stank van riolen en uitlaatgassen. Ook een pest zijn de parkeerwachters. Het lijken een soort stadwachters die opduiken van zodra je je auto parkeert. Ze doen alsof ze je wagen bewaken tijdens je afwezigheid, maar da's nergens voor nodig, en eigenlijk zijn het vermomde bedelaars, die in blanke toeristen een ideale melkkoe zien.
Gelukkig is er nog uShaka Ocean World, een soort Afrikaans Sea World dat een imposante reeks aquariums tentoonstelt in een nagebouwd scheepswrak. Ook de zeehonden- en dolfijnenshows zijn uitstekend voedsel voor ons innerlijke kind.
We logeren in The Sylvan Grove Guesthouse, een B&B die ons een riante kamer en ditto ontbijt voorschotelt. 's Avonds eten we in de Butcher Boys, die ons heerlijk malse & supergrote biefstukken voorschotelt.
Dag 10 en 11 : Wild Coast
De Wild Coast is een groot stuk ongerepte natuur tussen Port Edwards en Port Elisabeth. Maar deze ongereptheid heeft dan ook zijn nadelen : de wegen in de Transkei streek zijn zowaar erger dan in Swaziland; bulten en diepe putten, overstekend vee, kronkelige baantjes en veel vrachtverkeer maken de rit levensgevaarlijk. Maar het ergste staat ons nog te wachten : het laatste stuk naar de Mbotyi Lodge is een 20km verharde zandweg vol putten en bulten, die eigenlijk enkel voor een 4x4 geschikt is. We doen er bijna anderhalf uur over om de lodge te bereiken, waar we enigszins verfrommeld uitstappen. Een tweede teleurstelling wacht ons : geen luxueuze lodge a la Mohlabetsi, maar een reeks muffe blokhutten. Ook de keuken is Engels, dus abominabel naar Zuid-Afrikaanse normen.
De dag erna is het weer uiterst wisselvallig : daarom besluiten we om onze horse hiking niet vast te leggen voor de namiddag (cancellation fees apply), en de ganse dag te vullen met het uitgebreide aanbod aan wandelingen. Maar hier speelt het weer spelbreker : in de voormiddag jaagt de regen ons na een uur terug naar de lodge. In de namiddag laten we ons niet doen door de regen, maar uiteindelijk geven onze regenjassen het op, en moeten we, verkleumd en nat tot op ons ondergoed, terug naar de lodge keren. Het zal drie dagen duren om de kleren terug droog te krijgen...
Dag 12 en 13: Grahamstown en Addo National Park
Een lange autorit wacht ons; 550 km lijkt niet zoveel naar Belgische normen, maar de Zuid-Afrikaanse wegen maken er een autorit van 8h van... We komen toe in Grahamstown, een universiteitsstad.
We logeren in The Cock House, een 200 jaar oud herenhuis dat er op het eerste zicht wat versleten uitziet aan de buitenkant, maar de kamer is uiterst groot, en we hebben een leuke veranda. Daarenboven heeft de Cock House een excellente keuken, waar je voor een prikje lekker kan eten. Het kan zich beroemen op enkele bekende gasten, want ook Nelson Mandela heeft hier ooit de nacht doorgebracht.
De dag erna wandelen we nog even door Grahamstown. Deze voormalige garnizoensstad doet nog steeds uiterst westers aan met zijn mooie Victoriaanse huizen, maar momenteel wonen de blanken er voornamelijk in een (getto)kluitje rond de universiteit.
Op naar Addo Elephant national park. Dit kleine natuurreservaat is vooral bekend voor zijn olifanten populatie. Het voordeel van het park is dat het een grote hoeveelheid verscheidenheid aan dieren herbergt. Je moet dus wel heel weinig geluk hebben om geen dieren te verschalken. In de kleine 4 uur die wij er in doorbrengen zien we onder andere zo'n 40tal olifanten, enkele buffels en struisvogels, en zelfs een lynx die zich in de struiken probeert te verstoppen.
Het hotel is de Oyster Bay Lodge. Het bevindt zich helaas aan het uiteinde van een 25km verschrikkelijke gravel road, waar we terug anderhalf uur over moeten doen. Balend arriveren we in het hotel, dat gelukkig een luxeresort blijkt te zijn. Helaas is de dag erna nogal wisselend bewolkt, en staat er een hevige wind. Niet meteen strandweer dus. We laten het niet aan ons hart komen, en kiezen enkele leuke wandelingen uit het ruime gamma. Op het strand blijkt Oyster Bay zijn naam niet gestolen te hebben : het ligt vol met kleurrijke oesterschelpen. Bij terugkeer in de lodge is een nieuwe gast gearriveerd : een kleine gewonde penguin zit wat verdwaast aan de rand van het zwembad. Hij zal later terug uitgezet worden, maar indien hij niet snel zal genezen, lijkt zijn lot bezegeld...
De keuken in de lodge blijkt Engels met een twist te zijn. Ook de cocktails worden door de zwarte barman soms raar bereid : mijn gin-and-tonic blijkt een mengsel van gin, spuitwater en komkommerschijfjes te zijn ! Ah, enkel een toerist die daarom maalt...
Het vervolg kan je in het laatste deel verderlezen...